Na een dag rust in Kashba Meteorite, eenzaam gelegen langs onze route
oostwaarts, zitten we om 6.30 u. aan het ontbijt van de slecht verlichte
eetzaal. Buiten is het nog pikkedonker. De vierkante, vette
bladerdeegpannenkoeken, pot koffie, melk en hompen brood zijn de avond tevoren
al klaar gezet. Twee tafels met ca. 16 plaatsen heeft men gedekt. We krijgen al
gelijk gevarieerd gezelschap. Aan de kleding te oordelen arbeiders,
kantoorpersoneel en een paar gehoofddoekte studentes. De Marokkanen klitten bij
elkaar en laten ons aan de andere, óók voor zeker acht man gedekte, tafel met
rust. Er ligt vandaag een stevige trip van 107 km naar Risanni te wachten. Om
7.05 u tekent het zuidelijke gebergte zijn onregelmatige tanden af tegen het
opkleurende ochtendlicht. We stappen in het half duister op de fiets en knippen
de achterverlichting nog maar even aan. Er is nooit veel verkeer, maar wàt er
rijdt, dat rijdt hard. Na 14 km doorkruisen we Alnif. Een dorpje waar, zoals
overal hier bezuiden het Atlasgebergte, zwart gesluierde vrouwen, traditioneel
gejurkte mannen en soms verrassend kleurrijk geklede schooljeugd door elkaar
krioelen. De lucht blijft nog redelijk koel en we schieten lekker op. We weten
hoe later op de dag de door ons gevreesde hete woestijnwind extra druk kan
leggen op het fietsen. Oók als je die wind méé hebt. Onze zak met “koelwater”
verricht zijn eerste goede diensten om de hoofd/halsdoeken te doordrenken bij
de almaar hoger stijgende zon. De reisinformatie vermeldt “een traject zonder
schaduw, geen eten en drinken”. Behalve na 54 km. Daar schijnt iets te zijn om
bij te tanken. Het wegdek, veelal bestaand uit zeer grof asfalt, toont relatief
weinig scheuren, zodat onze snelheid aan de 18 km/u blijft hangen. Een soort
divi-divibomen, met de kruinen allemaal oostelijk gericht, wisselen het terrein
groen af met bijna onnatuurlijk geëgaliseerd lavagravel. Eindeloze
steenkolenvelden lijken het wel, terwijl je bij het woord “woestijn” vaak
alleen enorme zandduinen verwacht. Het beloofde dorpje met aangeduide lafenissen verschijnt in zicht en
we stoppen bij een klein huisje met “auberge” en “kiosk” er op. Om de hoek van de deur zat een mannetje achter de computer. Bij onze
binnenkomst toont hij zijn bruine tanden en verdwijnt naar iets van een
keukentje om onze koffie te bereiden. Na enige tijd verschijnt onze uitbater met zijn dienblad. Hij spreekt heel
redelijk Duits en weet uiteraard ook met zwaar keelgeschraap “Prachtug,
allumachtuch” en…”ales ghoed? te produceren. Een plastic doos herbergt zoet
uitziende driehoekig gevouwen koekjes. “Mein Tochter”, verklaart de Berber. Het
honingdoordrenkte bladerdeeg is verrukkelijk, zodat we al gauw er nog twee
nemen. Brood is er ook. Twee grote alpinopetachtige, nog warme plakken komen op
tafel. Een soort holle, harde pannenkoeken met heerlijk knapperige korsten
zijn het. Voor onderweg. Het mannetje laat zich gewillig op de foto zetten met
Annelies en als zij hem een “handsome Moroccon” noemt, verbetert hij: “Nein,
nur ein greiser Berber.” We hebben alle drie lol in. We moeten de foto’s per
e-mail naar hem toezenden en hij schrijft vervolgens verdraaid netjes zijn
adres. We rekenen de belachelijk lage prijs met een ruime fooi af en voorzien
van een extra fles water stappen weer op. In de deur zwaait hij ons uit, de grijze
Berber.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten