vrijdag 25 oktober 2013

Een grijze Berber


    

Na een dag rust in Kashba Meteorite, eenzaam gelegen langs onze route oostwaarts, zitten we om 6.30 u. aan het ontbijt van de slecht verlichte eetzaal. Buiten is het nog pikkedonker. De vierkante, vette bladerdeegpannenkoeken, pot koffie, melk en hompen brood zijn de avond tevoren al klaar gezet. Twee tafels met ca. 16 plaatsen heeft men gedekt. We krijgen al gelijk gevarieerd gezelschap. Aan de kleding te oordelen arbeiders, kantoorpersoneel en een paar gehoofddoekte studentes. De Marokkanen klitten bij elkaar en laten ons aan de andere, óók voor zeker acht man gedekte, tafel met rust. Er ligt vandaag een stevige trip van 107 km naar Risanni te wachten. Om 7.05 u tekent het zuidelijke gebergte zijn onregelmatige tanden af tegen het opkleurende ochtendlicht. We stappen in het half duister op de fiets en knippen de achterverlichting nog maar even aan. Er is nooit veel verkeer, maar wàt er rijdt, dat rijdt hard. Na 14 km doorkruisen we Alnif. Een dorpje waar, zoals overal hier bezuiden het Atlasgebergte, zwart gesluierde vrouwen, traditioneel gejurkte mannen en soms verrassend kleurrijk geklede schooljeugd door elkaar krioelen. De lucht blijft nog redelijk koel en we schieten lekker op. We weten hoe later op de dag de door ons gevreesde hete woestijnwind extra druk kan leggen op het fietsen. Oók als je die wind méé hebt. Onze zak met “koelwater” verricht zijn eerste goede diensten om de hoofd/halsdoeken te doordrenken bij de almaar hoger stijgende zon. De reisinformatie vermeldt “een traject zonder schaduw, geen eten en drinken”. Behalve na 54 km. Daar schijnt iets te zijn om bij te tanken. Het wegdek, veelal bestaand uit zeer grof asfalt, toont relatief weinig scheuren, zodat onze snelheid aan de 18 km/u blijft hangen. Een soort divi-divibomen, met de kruinen allemaal oostelijk gericht, wisselen het terrein groen af met bijna onnatuurlijk geëgaliseerd lavagravel. Eindeloze steenkolenvelden lijken het wel, terwijl je bij het woord “woestijn” vaak alleen enorme zandduinen verwacht. Het beloofde dorpje met  aangeduide lafenissen verschijnt in zicht en we stoppen bij een klein huisje met “auberge” en “kiosk” er op. Om de hoek van de deur zat een mannetje achter de computer. Bij onze binnenkomst toont hij zijn bruine tanden en verdwijnt naar iets van een keukentje om onze koffie te bereiden. Na enige tijd verschijnt onze  uitbater met zijn dienblad. Hij spreekt heel redelijk Duits en weet uiteraard ook met zwaar keelgeschraap “Prachtug, allumachtuch” en…”ales ghoed? te produceren. Een plastic doos herbergt zoet uitziende driehoekig gevouwen koekjes. “Mein Tochter”, verklaart de Berber. Het honingdoordrenkte bladerdeeg is verrukkelijk, zodat we al gauw er nog twee nemen. Brood is er ook. Twee grote alpinopetachtige, nog warme plakken komen op tafel. Een soort holle, harde  pannenkoeken met heerlijk knapperige korsten zijn het. Voor onderweg. Het mannetje laat zich gewillig op de foto zetten met Annelies en als zij hem een “handsome Moroccon” noemt, verbetert hij: “Nein, nur ein greiser Berber.” We hebben alle drie lol in. We moeten de foto’s per e-mail naar hem toezenden en hij schrijft vervolgens verdraaid netjes zijn adres. We rekenen de belachelijk lage prijs met een ruime fooi af en voorzien van een extra fles water stappen weer op. In de deur zwaait hij ons uit, de grijze Berber.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten